
D-1010
P ÷ 6 =
1
6
= 0,5235987756
(P) 66
1
6
f
0.5235987756
(
'
2
+ 2) s
'
3
=
'
6 + 2
'
3
= 5,913591358
22 C 22 33
'
6 + 2
'
3
f
5.913591358
Als de Lineaire weergave is geselecteerd, zal 5 de huidige weergave
wisselen tussen de decimale vorm en de breukvorm.
1 ÷ 5 = 0,2 =
1
5
1
1 11 55 0.2
f
1Y5
1 –
4
5
=
1
5
= 0,2 1
1 11 44 55
1Y5
f
0.2
Belangrijk: • Afhankelijk van het soort berekening dat in de display staat
als u op de 5 toets drukt, kan het wisselproces enige tijd in beslag nemen.
• Bij bepaalde berekeningsresultaten zal het indrukken van de 5 toets, de
waarde in de display niet omzetten. • Er kan niet worden overgeschakeld
van het decimale vorm naar het gemengde breukformaat als het totale aantal
cijfes dat gebruikt wordt voor een gemengde breuk (inclusief integer, noemer,
teller en scheidsymbolen) meer dan tien bedraagt.
Let op: In de Natuurlijke weergave (MathO) zal het indrukken van in
plaats van na het invoeren van een berekening, het resultaat in decimale
vorm weergeven. Als hierna 5 wordt ingedrukt zal naar de breukvorm of
de P vorm van het berekende resultaat gewisseld worden. De vorm van
het resultaat zal in dit geval niet verschijnen.
Basisberekeningen
Breukberekeningen
Merk op dat de wijze van invoer voor breuken anders is, afhankelijk van of
u de Natuurlijke weergave of Lineaire weergave gebruikt.
2
+
1
=
7
3 2 6
2 33 C 11 22
7
6
of ofof 22 A 33 C 11 A 22
7
6
1 2 33 11 22 7Y6
1
=
1
2 2
4 − 3
4 ()3 33 C 11 A 22
1
2
1 4 33 11 22 1Y2
Let op: • Als breuken en decimale waarden in een berekening worden gemixt
in de Lineaire weergave, zal het resultaat worden weergegeven als een
decimale waarde. • Breuken in berekeningsresultaten worden weergegeven
nadat ze in de kleinste vorm zijn omgezet.
Om een berekeningsresultaat tussen onechte breuken en echte breuken
te wisselen: Voer dan de volgende toetsbewerking uit: 5(
)
Om een berekeningsresultaat tussen breuken en het decimale formaat
te wisselen: Druk op 5.
Comentários a estes Manuais