
D-46
(4) Druk op = na eerst de beginwaarde gespecificeerd te hebben.
•Hierdoor verschijnt het invoerscherm voor de eindwaarde.
•Specificeer de eindwaarde.
(5) Druk op = na eerst de eindwaarde gespecificeerd te hebben.
•Hierdoor verschijnt het invoerscherm voor de stapwaarde.
•Specificeer de stapwaarde.
• Zie “Regels voor de begin-, eind- en stapwaarden” voor details
aangaande het specificeren van de begin-, eind- en
stapwaarden.
(6) Druk op = na eerst de eindwaarde gespecificeerd te hebben.
• Door op A toets te drukken wordt teruggegaan naar het functie
editorscherm.
k Ondersteunde functietypen
•Met uitzondering van de X variabele worden alle andere variabelen
(A, B, C, D, Y) en het onafhankelijke geheugen (M) allemaal
behandeld als waarden (de huidige variabele die toegewezen is
aan de variabele of opgeslagen is in het onafhankelijke geheugen).
•Alleen variabele X kan gebruikt worden als de variabele van een
functie.
•De coördinatenconversie (Pol, Rec) kunnen niet gebruikt worden
voor een getallentabel generatiefunctie.
•Merk op dat de getallentabel generatiebewerking er voor zorgt dat
de inhoud van variabele X verandert.
k Regels voor de begin-, eind- en stapwaarden
•Het lineaire formaat wordt altijd gebruikt voor het invoeren van
waarden.
•U kunt voor de begin-, eind- en stapwaarden ofwel gewone
waarden of rekenuitdrukkingen (die een numeriek resultaat moeten
opleveren) specificeren.
Geeft de oorspronkelijke
default eindwaarde aan als 5.
Geeft de oorspronkelijke
default stapwaarde aan als 1.
Comentários a estes Manuais